-
1 Platz
Platz!lig!, af!————————〈m.; Platzes, Plätze〉♦voorbeelden:〈 formeel〉 bitte, behalten Sie Platz! • blijft u zitten, alstublieft!jemandem Platz machen • plaats voor iemand makenPlatz sparend • ruimtebesparender ist hier fehl am Platze • hij is hier niet op z'n plaatsdie Bemerkung ist hier nicht am Platz • die opmerking is misplaatstPlatz! 〈 tegen de hond〉 • lig!, af!〈 figuurlijk〉 auf dem Platze bleiben • het onderspit delven, sneuvelen -
2 Stelle
Stelle〈v.; Stelle, Stellen〉1 plaats, plek♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 eine weiche Stelle • een tere, zwakke plekan dieser Stelle • op deze plaatsan deiner Stelle • in jouw plaatsan passender, unpassender Stelle • op het juiste, verkeerde ogenblikan jemandes Stelle treten • in de plaats van iemand komenich möchte nicht an deiner Stelle sein • ik zou niet in jouw schoenen willen staanetwas an die Stelle von etwas setzen • iets vervangen door ietsan Stelle, anstelle von • in plaats vanauf der Stelle • onmiddellijk, meteenauf der Stelle tot • op slag dood〈 informeel〉 auf der Stelle treten • (a) de pas markeren; 〈 (b) figuurlijk〉 een pas op de plaats makenetwas von der Stelle bewegen, rücken • iets verplaatsen, van zijn plaats krijgen〈 figuurlijk〉 nicht von der Stelle kommen • niet opschieten, niet vooruitkomensich nicht von der Stelle rühren • geen voet (kunnen) verzettennicht von der Stelle weichen • van geen wijken weteneine Stelle antreten • in functie, dienst treden
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский